De Graalliteratuur

We hebben ervoor gekozen om de gecompliceerde materie van de bronnen, de geschiedenis en de ontwikkeling van de Graallegende inzichtelijk te maken door onze indeling in drie periodes.


> eerste periode      > tweede periode      > derde periode

Tweede periode

De Graalliteratuur ontstaan in deze periode maakt een vrij gebruik van de eerder genoemde bronnen. De diverse religieuze en filosofische achtergronden en symbolische betekenissen kunnen ingedeeld worden in een drietal karakteriseringen, de Keltische denkwereld, de christelijke visie en de alchemistische ideeënwereld, die we hieronder hebben uitgewerkt.

De Keltische denkwereld.
Daarin staan centraal de oude magische mythen over wedergeboorte en vernieuwing, en waarin het vooral gaat over het herstellen van de harmonie tussen de sterfelijke mens en de onsterfelijke goden en tussen de menselijke ziel en de natuur.

- Peredur. Een Welse ridderroman, een vroege variant op de Graallegende van Chrétien de Troyes en onderdeel van de zgn. Mabinogioncollectie bestaande uit vier romans, gebaseerd op Ierse en Welse legenden. In latere versies werden Arthur-aspecten toegevoegd en in 1838 werd de reeks opnieuw door Lady Charlotte Guest geredigeerd.

- Diu Crone. Duitse roman in de stijl van de vroegste overleveringen van de Graallegende waarin Gawain de held is. Geschreven in 1224 door Heinrich von den Türlin.

- Elucidations. De inleiding tot het werk van Chrétien de Troyes, Le Conte de Graal, overigens is deze inleiding later toegevoegd.

- Historia Regum Brittanniae (History of the Kings of Great Britain). Een pseudo historische roman gebaseerd op oeroude Britse bronnen en allerlei Arthur vertellingen, geschreven door Geoffrey of Monmouth in 1136.

- de eerste versie van de Graallegende door Chrétien de Troyes, Le Roman de Perceval ou le conte du Graal (Perceval). Een sleutelwerk in de literatuur over de Graal, gebaseerd op de Ierse, Welshe en Bretonse overleveringen met een AngelSaksische inslag waarvan de vertelkunst een opmerkelijk hoog niveau had en een inspiratiebron voor latere schrijvers was.

Belangrijke werken van Chrétien de Troyes zijn Lancelot in 1168 en Perceval in 1182, de door zijn overlijden onvoltooide roman die voor diverse schrijvers aanleiding was om op voort te borduren.


Launcelot (1901),
Edmund Garret (1853-1929) 


De Christelijke visie.

De kern wordt gevormd door de esoterische legenden van redding en verlossing, het op zoek zijn naar de verzoening van Natuur en Bovennatuur en op een waardige manier de hemel op aarde brengen.

- Perlesvaus. Perceval le Gallois. Roman in oudfrans proza. De schrijver (vermoedelijk een Tempelier) is bekend met het werk van Chrétien de Troyes, Robert de Boron en de Arthurliteratuur. Het werk bevindt zich tussen de heidense en christelijke bewerkingen van het Graalverhaal geschreven tussen 1190 en 1212, mogelijk in Glastonbury.

- Le Roman du Graal. Trilogie bestaande uit: Joseph d’Arimathie-Merlin- Didot Perceval. Er is weinig bekend omtrent het leven van de schrijver Robert de Boron . Het werk is geschreven tussen 1191 en 1202. Wellicht is Didot Perceval door een ander geschreven.

- De Vulgaatcyclus. Een collectie verhalen, Estoire del Saint Graal-Estoire de Merlin-Lancelot en Prose-Queste del San Graal-Mort Artu, geschreven tussen 1215 en 1235 door diverse auteurs onder supervisie van een een hoofdredacteur, vermoedelijk Cistercienser monniken.

- De Post-Vulgaatcyclus. La Haute Escriture del Saint Graal. De schrijver is onbekend.

De ridders van de Ronde Tafel vertrekken van het hof van Koning Arthur, met achterlating van hun vrouwen, om ieder voor zich naar de Graal op zoek te gaan.
Frans handschrift ca 13e eeuw.



De Alchemistische ideeënwereld.


Belangrijkste kenmerken zijn de alchemistische ideeën van wedergeboorte en transformatie van het individu, de arabische astrologie, islamitische liefdesgedichten, alchemistische symboliek, en joods esoterische tradities van magie en mystiek. De zoektocht naar de Graal in de wereld van Koning Arthur vindt plaats op twee niveaus, het aardse, in de persoon van Gawain en het bovenaardse, in de persoon van Parsifal. Parsifal is de vertegenwoordiger van een hemels ideaal, Gawain staat voor het aardse, adellijke, avontuurlijke leven. Het is deze tegenstelling die in veel oosterse vertellingen voorkomt.

- Parzifal. Een sleutelwerk in de literatuur over de Graal, er zijn verwijzingen naar de Tempeliers en naar de joods-arabische wereld. De schrijver Wolfram von Eschenbach heeft het werk van Chrétien de Troyes zeker gekend maar het verhaal heeft een duidelijk andere verhaallijn. In tegenstelling tot de eerdere verhalen speelt dit verhaal zich in een veel groter gebied af, is er sprake van een nauwgezette datering en geeft veel beschrijvingen van de Graal. Het is tussen 1195 en 1216 verschenen. Twee andere werken van Wolfram von Eschenbach zijn: Titurel (in schetsvorm) en Willehalm, die beide onvoltooid zijn gebleven.

-Jüngere Titurel, geschreven door Albrecht von Scharffenberg omstreeks 1270. Hij werkt het onvoltooide werk van Wolfram von Eschenbach verder uit.

- Sir Thomas Malory is de laatste in de rij van Middeleeuwse schrijvers die zich met Koning Arthur en de Graal hebben beziggehouden: Morte d’Arthur, geschreven in 1470 waarin de nadruk meer op hoofse ridderschap in en om het hof van Koning Arthur lag dan op de Graalvertelling.



Willy Pogàny, Titurel en de Graal (1912)



De kaart (klik op de afbeelding) toont de bronnen van de Graalliteratuur, en illustreert hoe de invloed die er van uit is gegaan in de loop van de geschiedenis culmineert in het werk van Wolfram von Eschenbach.
Waarschijnlijk vond hij inspiratie in de verhalen die de kruisvaarders hadden meegebracht uit Outre Mer, verhalen die, op hun beurt, beïnvloed waren door de Arabisch-Perzische verhaaltraditie van elkaar bestrijdende vertegenwoordigers van goed en kwaad.

Of liggen de wortels, net als bij Robert de Boron, in het zuidwesten van Frankrijk? Dat was toch bij uitstek het deel van Europa waar sterke invloeden uit de Arabische wereld zichtbaar waren, door de mediterrane handel, door de impulsen vanuit de islamitische beschaving op het nabije Iberische schiereiland en door de macht van de archetypische kruisridders, de tempeliers, in de Languedoc en de Provence, die zoveel oosterse mystiek hadden overgenomen.

Een andere overweging is dat de wortels wellicht toch alle terug te voeren zijn naar een ouder, gemeenschappelijk cultureel erfgoed, dat van de Indo-europese mythologie.

Er bestaat ook het vermoeden dat de Keltische elementen in feite het gedachtegoed zijn van de Indo-europese volken die in de zesde eeuw voor onze jaartelling Eurazië van Oost naar West doorkruisten en hun sporen uiteindelijk het duidelijkst nalieten op de kusten van Spanje, Frankrijk en Zuid-Engeland.

En de christelijke elementen zijn, natuurlijk, voortgekomen uit de oriëntaalse en Grieks-Romeinse cultuur, die eveneens hun Indo-europese oorsprong kennen.