De Graalliteratuur
We hebben ervoor gekozen om de gecompliceerde materie van de bronnen, de geschiedenis en de ontwikkeling van de
Graallegende inzichtelijk te maken door onze indeling in drie periodes.
> eerste periode > tweede periode
> derde periode

De eerste periode.
De voornaamste bronnen worden gevormd door de Angel- Saksische en Keltische mythologie en de vroegmiddeleeuwse West-Europese literatuur, de Perzische mythologie en bronnen in het Midden- en Verre Oosten. (zie kaarten)
Een overzicht:
- De Keltische mythologie, (w.o. de Ierse Echtrai, en de Triads uit Wales). Triads zijn mondeling overgeleverde vertellingen over personen, plaatsen, voorwerpen en gebeurtenissen. Een verhaal bevat altijd drie daarvan, vandaar de naam Triad. Deze vorm was tegelijkertijd een "geheugenkunst", om de grote hoeveelheid verhalen, mythen en legenden te kunnen vertellen en onthouden.
- De excidio et conquestu Britanniae omstreeks 540 geschreven in het Latijn door de prelaat Gildas.
- Historia Brittonum omstreeks 830 geschreven in het Latijn door een Welshe geestelijke Nennius.
- De monnik Helinandus schreef omstreeks 1204 een kroniek waarin sprake is van een kluizenaar genaamd Waleron, uit Wales (of ergens in Groot-Brittannië), die omstreeks 717-719 een visioen kreeg waarin hij Jozef van Arimathea met de Graal gezien zou hebben. Er is een variant waarin er sprake is van een kluizenaar in Bretagne die in 720 een visioen kreeg waarin hij Jezus Christus voor zich zag met een klein boekwerk in zijn handen: het verhaal van de Graal.
- Chrétien de Troyes baseert zich op mondeling overgeleverde (Keltische) verhaalstof. Hij beroept zich niet op de traditionele geschreven bronnen, zoals Vergilius, Ovidius, Statius, maar als garantie voor de betrouwbaarheid voert hij bijv. in zijn werk een zekere Blihos Bliheris (Blihis/ Bledhéricus) op als verhalenverteller, van wie bekend is dat hij ook in werkelijkheid een beroemde verteller was, eind tiende en begin elfde eeuw.
- Wolfram von Eschenbach beriep zich op de magiër Kyot de Provins die in Toledo (Spanje) een handschrift vond met een omstreeks 540-600 ontstane compilatie van Perzische legenden die “gemoderniseerd” waren door de Oosterse wijsgeer Flegetanis. Een variant: een Armeniër, Giut (Kyot?) genaamd, ontdekt in Isfahan (Perzië) een werk (dezelfde compilatie) dat tussen 1147 en 1163 in het Frans vertaald en omstreeks 1180 in Frankrijk in handen kwam van Chrétien de Troyes.
- Omstreeks 950 brachten de Bogomielen (vroege Katharen) de Christelijk-gnostieke leer van Mani (216-277) opnieuw naar het Westen: er bestaat een manuscript Pârsîvâlnâm, de Hymne van de Parel, omstreeks 224 ontstaan, dat wordt toegeschreven aan Mani. Een variant: een oude Perzische legende (met een verhaallijn die overeenkomt met de Graallegende), blijkt te gaan om een opvatting van de Hermetici in het Hellenistische Egypte die in een eerder stadium het Midden Oosten had bereikt en vervolgens door Arabieren naar het Westen is overgebracht.
- Robert de Boron verdiepte zich in het apocriefe Evangelie van Nicodemus, m.n. in de Akten van Pilatus, ontstaan in de 4e eeuw in Palestina, waarin Jozef van Arimathea wordt opgevoerd
-Er bevindt zich in het Vaticaan een manuscript “Vindicta Palästa” waarin wordt vermeld dat Jozef van Arimathea na de val van Jeruzalem Palestina verlaat en na een lange reis in Brittannië aankomt.
- de Indiasche mythologieën: Rigveda - Atharvaveda – Mahâbhârata, waarin elementen voorkomen die ook in de Graalverhalen zijn terug te vinden.
Castle 1917,
Arthur Rackham (1867-1939).