1


2


3


4




5


6


7


8


9


10


11

Duitsland

Het onderzoek naar lijnenconstellaties in Duitsland liep vrijwel parallel met dat in Engeland, en baseerde zich in eerste instantie op de aldaar gevonden resultaten.

Het begint in 1909 met Alfred Devoir, "Urzeitliche Astronomie in western Europa". Hij onderzocht samen met de Engelsman Lockyer de rijen menhirs in Carnac.

Zijn ideeën over Stonehenge werden door een zekere Albrecht gepubliceerd in het blad Das Weltal. (1915). Johan Leugering vond daarin de inspiratie om een dergelijk onderzoek in zijn geboortestreek Westfalen te starten (1920). Hij werkte daarin samen met Josef Heinsch (afb.4) en zij zochten in heel Duitsland naar Stonehenge-achtige lijnstructuren en geometrische relaties.
Zij baseerden zich op dezelfde uitgangspunten als Alfred Watkins in Engeland.

Onafhankelijk van Leugering en Heinsch schreef Wilhelm Teudt een boek over Germaanse heiligdommen,"Germanische Heiligtümer", Eugen Diederichs verlag Jena, 1929. (afb.1) en stuitte daarbij naar Engels voorbeeld op een wijdvertakt net van "heilige lijnen", zoals hij ze noemde. (zie ook bij het project "Heilige Linien")
Herbert Röhrich heeft dit verder uitgewerkt in zijn "Heilige Linien durch Ostfriesland".
In die tijd bestond er al een school voor "heilige geografie" met staatsinstituten en belangrijke onderzoekers. De resultaten van Teudt's onderzoek die de cultusplaatsen zoals de Externsteine (klik hier) en de kennis van onze voorvaderen in een geheel nieuw licht plaatsten, pasten zeer goed in het wereldbeeld van de nazi's.

Dat leidde ertoe dat de herontdekte wetenschap bij de SS werd ingelijfd, onder leiding van Himmler, wiens persoonlijke hobby het werd. Het beruchte SS genootschap “Ahnenerbe“ en de destijds net als nu veelomstreden Hermann Wirth met zijn “Studiengesellschaft für Geistes Urgeschichte” en ook Wilhelm Teudt kwamen daardoor in het kielzog van de nationaal-socialistische cultuur en machtspolitiek terecht.

Teudt werd directeur van een SS-project om de Externsteine om te vormen tot een Nazi cultuscentrum. Dit werd echter nooit gerealiseerd door het uitbreken van WOII. Hij overleed in 1942.

Een andere belangrijke Duitse onderzoeker was Otto Sigfrid Reuter (1876-1945). Hij publiceerde in 1934 “Germanischer Himmelskunde”, en in 1936 “Die Himmel über den Germanen”, in 1982 vertaald in het engels door Michael Behrend, als "Skylore of the North". Hij bevestigde daarin de theorieën van Teudt.

Het dichtst bij de engelse ideeën stond echter H.Röhrig (afb.3), en voor zover we weten was Alfred Watkins toen nog geheel onbekend in Duitsland.
In dezelfde tijd schreef August Meier in 1935 een lijnenstudie o.m. over de St.Nikolai kerk in Lemgo, die door 4 lijnen verbonden was met heilige heuvels en andere hoge plekken in de buurt. Meier maakte gebruik van Teudt’s ideeën en beschreef lijnen die Watkins nooit als leylijnen zou hebben beschouwd, maar die misschien betekenis hadden als gerichtheid vanuit de kerken op zons op- en ondergangsplekken.

Kurt Gerlach (1889-1976) tenslotte, publiceerde zijn bevindingen o.a. in het tijdschrift Germanien van het SS-genootschap “Ahnenerbe“ en schreef “Heilige oder Zweckmäszige Linien über Böhmen” (1942). Hij toonde aan dat de benedictijnen in de tiende eeuw de aardenergie benutten om de uitbreiding van het christendom in Bohemen te ondersteunen.
Hij had ontdekt dat de benedictijnenorde destijds op vaste afstanden langs de heilige lijnen versterkte kloosters had aangelegd. Vanuit deze plaatsen kon de gehele streek zowel op geestelijk als op militair gebied beheerst worden.
Ook voor andere delen van Europa stelde hij een christelijke 'bezetting' van deze energetische knooppunten vast.

Het lijnenonderzoek in Duitsland is door het inlijven daarvan in de Nazi-propaganda heel lang opgehouden. De diverse publicaties van Teudt en dat van de andere genoemde onderzoekers werd in de jaren 60 in Engeland herontdekt en in het engels vertaald, en bleek zonder de Nazi-propaganda toch veel bruikbare informatie te bevatten. Pas in de 80er jaren verschenen in Duitsland daar terugvertalingen van, en daarmee kwam het lijnenonderzoek in Duitsland weer op gang, waarbij de context van Europa en Midden-Oosten opvallend is.
 

Enkele fragmenten:

Jens Möller beschrijft een Duits geomantisch lijnennetwerk van Basel tot Lübeck. Opvallend is daarbij de zgn.Cheopspyramide konfiguratie met de hoek van 51,5 graden bij Aken en het Walhalla (omgeving Regensburg). De oude en geomantisch zeer belangrijke stad Basel is hier de punt van de pyramide.
Deze driehoek wordt doorsneden door de lijn Basel - Stein - Fulda - Brocken (Harz). De basis van de Cheopspyramide betreft de zgn. Nornenlijn (norne=schikgodin): Aken - Frankfurt - Würzburg - Neurenberg die Duitsland ongeveer verdeeld in Noord- en Zuid Duitsland. In het noorden liggen de domsteden Enschede (Nederland) - Bremen - Hamburg en Lübeck op een geomantische verbindingslijn, tevens is de Externsteinpyramide van Walter Machalett (klik) ingetekend. (afb.5)

(Jens Möller, Geomantie in Mittel Europa. Aurumverlag Braunschweig 1995)


Kurt Gerlach
: "Een groot lijnennet van York in Engeland tot aan Fulda, van Aquileia /Italië tot Utrecht/Holland, van Verdun/ Frankrijk tot Bremen/Duits­land, van Trondheim/Noorwegen tot Lund/ Zweden, van Tenkitten /Polen tot Niederal­teich/Oostenrijk en van Arhus/Denemarken tot Salzburg verbindt centrale kloosters met elkaar, van waaruit hele landen en gebieden op geestelijk gebied werden gecontroleerd. Geomantische verbindingen van kerklokaties in NoordEuropa, duidelijk herkenbare hoofdrichtingen stemmen overeen, zoals in Stonehenge ook het geval is, met de beide uitzonderingsposities van de Zon en de Maan omstreeks Oud en Nieuwjaar". (afb.6)

Uit: K.Gerlachs "Leylines over Europe, (kaart van Michael Behrend,)


Walter Machalet


Hij beschrijft de Externsteine bij Detmold als prehistorisch centrum van het 'avondland', het westen, van de Atlantische oceaan tot en met de Oeral.

Concentrische cirkels zijn te trekken rondom de 3 belangrijke mysterieplekken: Externsteine, Salvage (overblijfsel van Atlantis; heden ten dage bij Lanzarote/Tenerife) en de pyramide van Gheops. (afb.7, zie ook bij Atlantislocaties) 

De concentrische cirkels om de Externsteine raken belangrijke prehistorische kultusplekken in NoordEuropa zoals Thule, Uppsala, Helgoland, Stonehenge, Carnac en Kiev. (afb.8)

Machalet benoemt de zgn. Externstein-Pyramide, een enorme Geografische Driehoek, Salvage - Externsteine - Gheopspyramide. (afb.9)
De basishoek van deze driehoek is dezelfde als de basishoek van de pyramide van Gheops, nl. 51,5 graden. De Externsteine bij Detmold liggen op de 51,5 breedtegraad.
De Externsteinpyramide beschrijft een ruimte waarbinnen zich de belangrijkste Mysterie- en Kultusplekken voor de ontwikkeling van MiddenEuropa bevonden.

Uit: Walter Machalett: Externsteine, Maschen, 1970
 

Kurt Kocher publiceerde een kaart met een overzicht van het Europees geomantisch netwerk van 14 lijnen, met daarin twee geografische Cheopspyramiden, en de Graallijn die van de Atlantische oceaan naar Rusland loopt. Verder beschrijft hij belangrijke voorhistorische kultusplekken in Europa, Voor- Azië en Afrika, die door dezelfde breedtegraad respectievelijk meridiaan met elkaar verbonden zijn, en die deel zijn van duidelijk herkenbare geometrische basisvormen, zoals bijvoorbeeld de meridiaan Helgoland- de Driekeizerdomlijn-Milaan-Carthago. Hun oorsprong bevindt zich omstreeks 16000 voor Chr.(afb.10)

De oorsprong van de meeste Europese hoofdsteden is aanzienlijk ouder dan tot dusver werd aangenomen. Opmerkelijk is het grote aantal voorhistorische kultplekken op de 50e breedtegraad: Cornwall (St.Michael) - Abbeville - Mainz - Praag - Krakov - Lemberg - Charkov - Uralsk en op de 60e breedtegraad: Odda - Oslo - Helsinki - St. Petersburg. (afb.11)

(Kurt Kocher: Macht euch die Erde untertan, Die Teilung von Zeit und Raum seit der Steinzeit, Darmstadt-Schauernheim 1983)

David Luczyn: "Interessant is de mening van onderzoekers als Walter Machalett en Jens Möller, die op de kaart van Duitsland en Europa exacte lijnen, driehoeksconfiguraties en andere geometrische structuren menen aan te treffen, die overeenkomen met de doorsneden of de zijkant van de piramide van Cheops.
Zo bestaat er bijvoorbeeld een exacte lijn tussen Helgoland, de drie keizerlijke domkerken (Mainz, Worms en Speyer), Milaan en Carthago. Een andere opvallend rechte lijn, die Jens Möller de "nornenlijn" noemt, ligt tussen Neurenberg, Würzburg, Frankfurt en Aken.
De bovengenoemde Cheopsdriehoek met de klassieke hoek van 51,5 graden bevindt zich tussen de lijnen Externsteine, de piramide van Cheops en de Canarische eilanden (overblijfselen van Atlantis?) en tussen Aken, Walhalla (bij Regensburg) en Basel."

(David Luczyn. Magisch reizen - Duitsland. Uitgeverij Mingus baarn 1992)

overige geraadpleegde literatuur:
John Michell, Astro-archaeology, Thames and Hudson, London, 1989.
Nigel Pennick & Paul Devereux, lines on the landscape, Robert Hale ltd. London, 1989
Nigel Pennick, The ancient science of Geomancy, Thames and Hudson Ltd. London, 1979