Engeland

Er zijn in Engeland (en ook daarbuiten) nogal wat publicaties verschenen, geïllustreerd met allerlei kaarten, waaruit moet blijken dat de prehistorische mens over aanzienlijke geometrische kennis zou beschikken, en een vergaand inzicht in de kosmische verschijnselen. De structuur van het zich ontwikkelende landschap zou hierdoor zijn bepaald.

Dit vormt een gemeenschappelijk uitgangspunt voor twee onderzoeksgebieden, n.l. dat van de leylijnen en de astronomische oriëntatie van megalithische monumenten.
Voor ons zijn het interessante fenomenen, waarin onderzoekers zich elk op hun terrein tot op de dag van vandaag bezig houden met de relatie tussen plekken (van prehistorie tot middeleeuwen) en hun mogelijke betekenissen, symbolisch, cultureel-historische, mythisch.


2

3
4

5

6

7

8

9

10


11

12

13

14


15

Het leylijnen onderzoek, dat zich grofweg bezighoudt met een mogelijke systematiek in de locaties ten opzichte van elkaar van prehistorische cultusplekken, megalieten en heiligdommen, werd het eerst als zodanig onderzocht door Alfred Watkins, (The old Straight Trackways, 1925) die een rasterpatroon van rechte lijnen veronderstelde van rechte verbindingslijnen tussen belangrijke plekken.
Ondanks de hausse aan publicaties die daar op zijn gevolgd is er geen enkel wetenschappelijk bewijs voor geleverd. Tot nog toe blijven het intrigerende veronderstellingen.

Het woord Ley, zou - in het engels- afkomstig zijn van het 17e eeuws "Laia", met als betekenis "pad in een bos". (Klik)

Watkins verklaarde het rechte karakter van leylijnen, als de kortste verbinding tussen plekken. Veel oude wegen en paden ontstonden ooit door de lijn te volgen langs de diverse oriënteringspunten onderweg. De belangrijkste markeringen konden zijn: megalieten, steenkringen, grafheuvels, oude stenen kruizen, heilige oude bomen, bronnen, oude nederzettingen, op prehistorische resten gebouwde kerken en kapellen, oude wachttorens, oude vuurbakens op bergtoppen, inkepingen in de helling van heuvels, etc.
Nadrukkelijk betrok hij ook toponiemen (de namen van oude plekken bevatten heel vaak verwijzingen) in zijn onderzoek. De latere Romeinse rechte wegen werden meestal aangelegd op de bestaande oudere trajecten.
Watkins ontdekte dat zich onder de huidige structuur van het land een netwerk van lijnen en lijncentra bevond. Daarbij constateerde hij dat veel leylijnen die hij gevonden had, gericht waren op zonnewendepunten op de horizon. Hij hanteerde een empirische werkwijze, jarenlang grondig veldwerk verrichten en inventariseren van relevante plekken, leidden tot zijn uiteindelijke leytheorie.

In dezelfde periode werd in Duitsland, in navolging van Watkins, een lijnenonderzoek gedaan o.m. door Josef Heinsch en Wilhelm Teudt. (zie bij Duitsland), en in Frankrijk publiceerden zo'n veertig jaar later A. Lebeuf, J.P. Brunet en R. Nadal, hun studie over de lijnenstructuur van vroeg-christelijke heiligdommen rond St. Lizier.

Het onderzoek van de oude lijnstructuren werd in de 70er en 80er jaren onderdeel van een breder terrein, de Geomantie en "Earth Mysteries", met als belangrijkste vertegenwoordigers Nigel Pennick, Paul Devereux en John Michell. Er bleek een groeiende interesse in de voor-oorlogse Duitse denkbeelden en onderzoeksresultaten, ontdaan van de nazi-propaganda. Michael Behrend is een van de vertalers in het Engels van Duits materiaal geweest.
Dit materiaal werd weer terug vertaald in het Duits en zorgde voor een belangrijke stimulans van het hernieuwde leylijnen onderzoek in Duitsland.

In Engeland werden in navolging van o.a. Heinsch, nu ook leypatronen gevonden, min of meer N-Z georiënteerd.
Verder kregen middeleeuwse lijnverbindingen van kerken en kapellen meer aandacht.(o.a. Cambridge).
Tenslotte valt nog te vermelden dat er in Engeland nog al wat (new Age) ideeën zijn ontstaan waarin leylijnen gezien worden als energiebanen of krachtlijnen, en werd al snel een koppeling gemaakt met de Chinese Feng Shui, en zelfs met de wereld van Ufo's.
Tegenover deze speculatieve theorieën staan ook serieuzere onderzoekers (Dragon Project o.l.v. Paul Devereux) die elektro- en aardmagnetische afwijkingen en wisselingen hebben geconstateerd bij geologische breuklijnen onder het aardoppervlak, op plekken waar zich veel megalieten en leylijnen bevinden.
Het laatste woord over leylijnen als energiebanen is er nog niet over gezegd.

afb.1, Avebury
afb.2, Walterstone Ley, (Alfred Watkins)
afb.3, Oxford, lijn met daarop middeleeuwse kerken. (id.)
afb.4, Devils Ditch in Newport, en een gedeelte van de Stane Street
afb.5, Cambridge, lijn met daarop 7 middeleeuwse kerken.
afb.6, Lijn met 5 megalieten bij Boscawen-un, Cornwall.
afb.7, Josef Heinsch, lijnensysteem in omgeving Xanten (Duitsland)
afb.8, Lijnstructuur met St. Lizier (Frankrijk) als middelpunt.
afb.9, Isle of Man, rechte lijn met monumenten.
afb.10, Zeven heiligeheuvellijnen in Engeland, allen min of meer N-Z georiënteerd



Astro-archeologie.

Alexander Thom
publiceerde in 1967 "Megalitic Sites in Britain". Hij heeft zo'n tweehonderd steencirkels in Engeland nauwgezet onderzocht en opgemeten. De plaatsing van de stenen bleek gebaseerd op een geometrisch principe, en uitgevoerd met een hoge graad van precisie.
Thom kwam tot de ontdekking van een megalithische yard (83 cm), die als maateenheid in heel Europa is gebruikt.
De oriëntatie van prehistorische monumenten, en de diverse zichtlijnen naar opvallende punten op de horizon, waar zon, maan en sterren op- of ondergingen, maakten het mogelijk om zon en maansverduiseringen te berekenen en te voorspellen. Daarnaast beschreef hij nog de functie van jaarkalender, belangrijk voor de juiste momenten van zaaien en oogsten. Het onderzoek werd gepubliceerd in 1978, "Megalithic Remains in Britain and Brittany", Clarendon Press. Oxford.

De conclusie dat de prehistorische mens over een "wetenschappelijke" kennis beschikte over de kosmische verschijnselen ligt voor de hand.
Gerald Hawkins heeft dit in zijn "Stonehenge decoded" 1965, gedetailleerd aangetoond.

De astronomische functies zijn evident, naast het gebruik van steenkringen voor religieuze of ceremoniële doelen.
De hier en daar vergaande conclusies van Thom, bijv. dat de prehistorische mens kennis had van de pythagorische driehoeken, en deze kennis toepasten om de eivormige, ovale steenkringen op te stellen, zijn door later onderzoek, o.a. door Ian Angell, gerelativeerd. Hij liet zien dat je dezelfde vormen kon bereiken door drie paaltjes en een touw. (afb.15)
Hoe dan ook, er lag een planning aan ten grondslag en een eerste begin van ons latere wetenschappelijke denken.

afb.11, Ballochroy (Schotland), De drie staande stenen
afb.12, Ballochroy, oriëntatie t.o.v. de Paps of Jura, (Plattegrond A.Thom).
afb.13, Westelijke horizon met uiterste ondergangspunten van maan (18,61 jaarcyclus) en zon.
afb.14, Castle Rigg, steencirkel, Cumberland, Schotland (A.Thom).
afb.15, Blackmarsh, Shropshire, de afgevlakte cirkelomtrek (A.Thom), en de tekening van Ian Angell.