Nescio en het schildersdorp Kortenhoef
P.C. Gabriёl kwam in 1870 naar Kortenhoef om te schilderen, met in zijn kielzog bevriende schilders en leerlingen. Vele kunstenaars lieten zich inspireren door het polder en plassengebied rond Kortenhoef waaronder Weissenbruch en Roelofs. Een aantal van hen vestigden zich in het dorpje. Tot in de jaren '70 waren veel schilders daar aktief.
Nescio was vanaf zijn vroege jaren vaak te vinden in de landellijke gebieden in het Gooi. Kortenhoef en omgeving behoorde tot de favoriete bestemmingen van zijn vele tochten die hij met regelmaat ondernam. Hij wist van de kunstenaars die daar al heel lang kwamen. In zijn natuurbeschrijvingen
observeert Nescio het landschap als een schilder, als een kunstenaar die de hele traditie van het Hollands landschap bestrijkt. Hij is duidelijk verwant aan de schilders van de Haagse School met hun voorkeur voor de natuur en het landelijke leven.
Kortenhoef komt een aantal keren terug in het werk van Nescio, in zijn novellen De uitvreter (1911), Titaantjes (1916), Dichtertje (1918) en Mene Tekel (19..) en ook in dagboeknotities uit de jaren 1945-1955, die zijn gepubliceerd in 1996.
Klik op de afb.
Kortenhoef was relatief gemakkelijk bereikbaar: vanaf het treinstation in Vreeland kon je met een koetsje naar het logement Het Rechthuis aan de Kortenhoefsedijk, schuin tegenover het kerkje.
De herbergier, Willem Beijer, ontving de kunstenaars graag.
Op oude foto's en tekeningen zie je een knus interieur met eenvoudige houten tafels en stoelen, een biljart en vele schilderijtjes aan de muur en zelfs op de deuren, zoals in de Herberg van Ganne in Barbizon. Het trapje leidde naar de raadskamer die tot 1910 in gebruik was als gemeentehuis.
In de zomer stonden er Thonetstoeltjes buiten onder de veranda.
Klik op de afb.
Het Rechthuis 1939, interieur.
Het Rechthuis, interieur Raadskamer, 1930.
Het Rechthuis, veranda, 1930.
Het voormalige Rechthuis, Café Beijer,
nu Brasserie Geesje. 2015.
Kortenhoef en nabije omgeving 1949, kaart (detail).
Klik op de afb.
Zie ook: Tijdreis, over 200 jaar topografie.
(klik)
Nescio gaf rond 1911 een beeld van de gelagkamer van Het Rechthuis, die hij met enige ironie beschrijft:
'De lamp hing als van ouds in 't midden van de kamer boven 't biljard. De lamp maakte als van ouds een reusachtige ronde schaduw op de lage balkenzoldering met een hel verlichte cirkel in 't midden. De Lancaster-gordijnen met de balletjesfranje, overdag bijna helemaal neer, die gordijnen waarom ik daar nooit logeeren wilde, hadden ze als van ouds tot op de vensterbank laten zakken. Als van ouds was 't er erg stil. Voor 't toonbankje stond een jong ventje, een van de vele Nederlandsche landschapschilders, dien ik wel eens meer gezien had en liet zich een bierfleschje vullen met advocaat. Hij was zoo lang weggebleven en moest z'n vrouw verzoenen. [...] Wij gingen aan een tafeltje bij 't raam zitten. De jeugdige landschapschilder vertrok met z'n fleschje advocaat, nadatti aan de juffrouw had uitgelegd datti zoo bizonder goed uit z'n hoofd kon schilderen. "Ook al een kunstenaar bij Gods genade", zei Bavink. "Ken je 'm?" vroeg ik. Bavink haalde z'n schouders op en liet den binnenkant van z'n handen zien. Toen wist ik 't al. "'k Heb 'm wel eens een aardig fluwelen jasje aan zien hebben. Hij drinkt wel aardig en liep vroeger met heel aardige meisjes." "En schildert ook wel aardig?" vroeg ik. "Miserabel", zei Bavink, "hij wordt miskend. Ze pesten 'm. Hij werkt met ingezonden stukjes in de krant."
Uit: Het verhaal Kortenhoef (1911) gepubliceerd in Boven het Dal in 1961.
'Mijn ouwe heer was ten einde raad. Hij hoopt nu, dat 't met de jaren wel beteren zal. Ik weet dat zoo niet. 't Lijkt er nog niet veel op. 'k Heb 't nog veel te goed zoo. Weet je dat Bavink pas een bom duiten heeft gemaakt ? Een slootje bij Kortenhoef met een hooibergje en een kalf. Als je blieft.' En hij haalde zijn portemonnaie voor den dag. 'Hij puilt van de centen, Koekebakker, jong, hij puilt van de centen. Harde riksjes. Morgen ga ik op reis.'
`Met Bavink ?' vroeg ik. 'Neen,' zei Japi, 'niet met Bavink, alleen. Ik ga naar Friesland.' Midden in den winter ?' Japi knikte. 'Wat doen ?' Hij haalde z'n schouders op. 'Doen ? Niks doen. Jelui kerels zijn zoo akelig wijs: alles moet een reden en een doel hebben. Ik ga naar Friesland, niks doen, nergens om. Zonder reden. Omdat ik er zin in heb.'
Uit: De Uitvreter (1909/1910).
Op 3 augustus 1943 schreef Nescio:
Dit jaar kom ik nog al eens weer in Kortenhoef en sta dan op 't kerkhofje opzij van de kerk en kijk over 't land naar den rand van het Gooi en den toren van Hilversum. Een laatste klaproosje ging verleden week heen en weer op een zuchtje wind. In 't kromme peereboompje kregen de peertjes al wat kleur. Het is dan weer het begin van de eeuw. Het leven heeft mij Goddank, bijna niets geleerd. ‘Het leven heeft me veel geleerd’ zegt de oue sok. (Den tuin Gods ziet hij niet meer, voor hem is de wereld een insectarium geworden. En al dertig jaar is hij niet meer onbevangen. Ik blijf liever stom.)
Uit: Mene Tekel (1946), een verzameling schetsen uit de periode 1913-1943.
Op 9 juni 1954 schreef Nescio:
Kortenhoef: "Zeer stil en nog een echt dorp, geen geraas en getier. 1907 verbonden met 1954 tot een sterk geheel".
Uit: Natuurdagboek (1996).
In 1907 had Nescio afscheid genomen van de kolonie Walden van Frederik van Eeden. (klik)
Eerder was hij ook al gestopt met Tames (klik). Het zou kunnen zijn dat na bijna zes jaar werken aan een nieuwe wereld er voor hem een nieuw begin was. De tijd brak aan aan om de idealen vast te houden en om te zetten in literatuur. Het verlangen dat hij zo prachtig heeft vormgegeven in zijn verhalen ‘De uitvreter’ en ‘Titaantjes’ en ‘Dichtertje’.
Zie ook: Nescio Natuurdagboek nader bezien (klik)