Inleiding

Dit onderzoek richt zich op de noordelijke breedtegraad van 48°27', zoals beschreven in het werk van
H. Dontenville, L. Charpentier en D. Boudaille, die zich uitsluitend op het franse deel van deze lijn richten,
en H. Kaminski die ook Duitsland bij zijn onderzoek heeft betrokken.

De breedtegraad van 48°27' wordt door hen beschouwd als één van de vroegere pelgrimsroutes, ook wel sterrenwegen, sterrenlijnen en sterrenbanen genoemd. Dergelijke "wegen" liepen vaak langs heilige plaatsen, dolmen en megalieten (gedenktekens uit de steentijd). Vaak leven ze voort in de naamgeving van plaatsen (toponiemen), locale historische verhalen, mythen en anecdotes. Bijv. "Compostella" is letterlijk vertaald: "veld onder de sterren".

De Franse auteurs gaan uitgebreid in op de typische plaats- en streekgebonden mythen en sagen, vaak nog voortlevend in folklore, door het betrekken in het onderzoek van toponiemen en etymologie.
(Zie ook bij Lijnen en Lijnstructuren in Europa en de website www.mythofrancaise.asso.fr/index2.html)

H. Dontenville (Mythologie française. Payot 1948) wordt door de drie anderen als gezaghebbend beschouwd, zij beschrijven allen dezelfde "weg". In Noord Frankrijk (en Duitsland) bevinden zich opvallend veel plekken met bijzondere eigenschappen in die gebieden waar ook de genoemde breedtegraad doorheen loopt.

De oorspronkelijke brontekst van Dontenville hebben we vooralsnog niet gevonden, we moeten het doen met de vermelding daarvan bij de drie andere auteurs. Hun beschrijvingen hebben we aan een kritisch onderzoek onderworpen. Alle drie gaan ze van het principe uit dat de door hen genoemde plekken een rechte lijn zichtbaar maken, die samenvalt met de noordelijke breedtegraad van 48°27', maar ze verschillen nogal in de mate van exactheid en zorgvuldigheid van hun toeschrijvingen.

Wij zijn van alle genoemde locaties nagegaan in hoeverre ze werkelijk op die breedtegraad te vinden zijn. Soms betreft het een plek met een menhir, een kapel in het open veld of een grafheuvel om er een paar te noemen, die een exacte plaatsbepaling mogelijk maakt. Vaak is het een bos, of een gebergte, en geen sprake meer van een precies aan te geven plek. (Theoretisch zijn maar twee punten nodig om een rechte lijn te kunnen trekken).

Charpentier noemt een twintigtal locaties, waarvan het merendeel tamelijk dicht op of bij de lijn ligt.
Hij beschrijft uitvoerig diverse pelgrimsroutes als wegen, op 51°, 48° en 45° noorderbreedte (klik hier) die al van oudsher, ver voor het Christendom, bestonden. Het gegeven dat allerlei cultusplekken werden opgericht op een min of meer rechte Oost-West lijn (breedtegraad) wijst op kennis van topografie en geografie. Het reizen vanuit het Oosten westwaarts langs de "heilige plaatsen" had overduidelijk een religieuze dimensie.

Charpentier: "De Franse 'weg' begint in Sainte-Odile, op de uiterste grens van Armorica, aan de oostzijde van de Vogezen in de huidige Elzas tot Ouessant in het westen. Hij volgt exact de 48°27'-breedtecirkel. (klik hier)
Henri Dontenville heeft hem in zijn lezenswaardige boek La mythologie française als oude pelgrimsroute beschreven en onderzocht".

NB: de Société de Mythologie Française heeft ons desgevraagd laten weten dat Charpentier zich heeft vergist, Dontenville heeft nooit de betr. breedtegraad onderzocht en beschreven. (klik hier)

Boudaille noemt een dertigtal locaties op en rondom de 48°27' (klik hier), waarbij de meest uiteenlopende onderwerpen de revue passeren. Hij brengt plaatsen in verband met: landschappelijke fenomenen en Romeinse wegen, de Gallo-Romeinse periode en de Kelten in Frankrijk, historische gebeurtenissen en personages doorheen de eeuwen, cultusplekken (menhirs, dolmens, graven), mythologische figuren uit de Egyptische, Griekse en Germaanse godenwereld, bijbelse verwijzingen en christelijke heiligen, de graallegende en zijn protagonisten, lokale verhalen en legenden, tellurische stromen, kosmische krachten, radiesthesie en alchemie, etymologie en toponiemen. Hij citeert auteurs als: Altenbach, Barrès, Circare, Guénon, Hutin, Magre en Markale.

Kaminski noemt de meeste plekken (50 franse en 12 duitse), is exact in de plaatsbepaling, maar hanteert een tamelijk grote marge, zowel boven als onder de lijn gelegen. Het komt er eigenlijk op neer, dat niet van een verbindende lijn gesproken kan worden, maar van een brede van oost naar west lopende baan. Bij Kaminski zo'n 40 km breed, hij geeft in een tabel de afwijkingen ook precies aan. (klik hier)
Charpentier's toeschrijvingen vormen de smalste strook, en zijn daarmee het meest exact.

Kaminski
hanteert voor alle geografische aanduidingen de decimale schrijfwijze. Hoewel hij dezelfde breedtegraadbeschrijft is het opmerkelijk dat zijn 48,40 graden noorderbreedte omgerekend naar graden-minuten, 48°24' bedraagt. Dit verschil van 3 minuten, gelijk aan zo'n 5,5 km., wordt nergens verder uitgelegd. Zijn "sterrenweg" maakt deel uit van een groter geheel, een raster dat over de kaart van Europa gelegd kan worden, bestaande uit diverse breedte- en lengtegraden en allemaal corresponderend met een concentratie van oeroude plekken met bijzondere eigenschappen. (klik hier)

Relevante gegevens over locaties beschreven door Charpentier, Boudaille en Kaminski zijn vermeld op de pagina's met detailkaarten.

Nico Hemelaar/Jan Zeven. 2010